Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De HEERE der heirscharen heeft gezworen [39]bij Zijn ziel: [40]Ofschoon Ik u met mensen als [met] [41]kevers vervuld heb, nochtans zullen zij elkander een [42]vreugdegeschrei [43]over u toeroepen! 39. Menselijk van God gesproken, dat is, bij zichzelven, gelijk God spreekt boven hfdst.22 vs.24, en hfdst.49 vs.13. Zie Gen.22:16. 40. Gelijk de Hebreeuwse woorden genomen zijn, boven hfdst.2 vs.22, en hfdst.37 vs.10, zie 1 Sam.14:39. Anders: zo Ik u [niet] vervulde, en zij, enz., verstaande het grote krijgsheir der Meden en Perzen, waarmede God hier zweren zou hen te zullen vervullen. 41. Een soort van ongedierte, hebbende in het Hebreeuws de naam [gelijk enigen menen] van het verderven der vruchten door lekking. Zie Ps.105:34, onder vs.27; Joel 1:4, en Joel 2:25; Nah.3:15,16. Sommigen noemen ze kankerwormen, of kruidwormen. 42. Zie hiervan boven hfdst.25 vs.30, en versta dit van de vijanden, die Babel zouden overvallen. 43. Triomferende over u, of tegen u, een veldgeschrei maken om elkander tot den aanval en overwinning van u te verwakkeren, al waar gij nog zo vol volk.